Algemene Introductie
Als leraar Lichamelijke Opvoeding (LO) ben je dagelijks bezig om leerlingen vanuit een pedagogisch perspectief beter te leren bewegen en enthousiast te maken voor deelname aan beweeg- en sportsituaties binnen en buiten de school, nu en later. Een grote verantwoordelijkheid binnen een prachtig, maar zeker niet eenvoudig beroep. Denk alleen al eens aan de diversiteit in de gemiddelde klas, wat het lesgeven erg complex kan maken Voortdurend ben je als leraar LO op zoek naar de match tussen de mogelijkheden en behoeften van je leerlingen én de leerdoelen die je met je bewegingsonderwijs voor ogen hebt.
In de zoektocht naar deze match loop je in de dagelijkse LO praktijk voortdurend tegen allerlei vragen aan: ‘Hoe kan ik de betrokkenheid van mijn leerlingen uit vmbo 3 in mijn les LO vergroten?’; ‘Hoe kan ik de cijfers die ik bij LO geef beter verantwoorden naar mijn leerlingen en ouders?’; ‘Hoe kan ik het motorische leerproces van mijn leerlingen tijdens turnactiviteiten nog beter ondersteunen?’; ‘Hoe kan ik in mijn lessen nog beter tegemoet komen aan de grote verschillen in de beweegniveaus tussen de leerlingen?’; ‘Hoe kan ik mijn leerling Steven die een bepaalde vorm van autisme heeft beter helpen in mijn les?; ‘Hoe kan ik het pestgedrag gedurende mijn les in havo/vwo 2 stoppen?’; ‘Hoe kan ik sportverenigingen in de buurt betrekken bij het bewegingsonderwijs op mijn school’; ‘Hoe kan ik in mijn les de samenwerking tussen leerlingen vergroten?’; ‘Hoe kan ik leerlingen ook tijdens de pauzes stimuleren om te bewegen’. Allemaal vragen die direct uit de praktijk van de LO komen en die je wellicht graag beantwoordt of opgelost zou willen zien. Om antwoord te krijgen op deze praktijkvragen moet je op onderzoek uitgaan. Deze praktijkvragen vormen in essentie de aanleiding, de reden en legitimering om onderzoeksmatig aan de slag te gaan.
[leesmeer]Zoals je ziet kunnen deze praktijkvragen verschillend van aard zijn. Sommige vragen hebben betrekking op een wens of ambitie waar je iets mee wilt (b.v. ‘Hoe kan ik in mijn lessen nog beter tegemoetkomen aan de grote verschillen in de beweegniveaus tussen de leerlingen?). Andere vragen komen voort uit een kwestie die je ervaart als probleem en waar je iets mee moet (b.v. ‘Hoe kan ik het pestgedrag gedurende mijn les in havo/vwo 2 stoppen?).
Bij deze praktijkvragen is het interessant om na te gaan of jij de enige bent die antwoord zoekt op een betreffende praktijkvraag, of dat deze vraag ook betekenisvol is voor jouw (vak)collega’s. Het verkennen en indien noodzakelijk creëren van draagvlak maakt het mogelijk om de krachten te bundelen en samen op zoek te gaan naar een gedegen antwoord op de betreffende praktijkvraag die in jouw of jullie beroepspraktijk leeft.
Leraren LO houden doorgaans van actie en van snelheid. Niks mis mee natuurlijk. Maar je bent als leraar LO misschien ook geneigd om te snel, op basis van je onderbuikgevoelens (intuïtie) en praktijkervaring, in actie te komen en oplossingen aan te dragen of toe te passen zonder daar eerst goed over te hebben nagedacht. De werkelijkheid is vaak complexer dan deze op het eerste gezicht lijkt. Vaak zijn er meerdere opties en is het aan jou om de beste hieruit te kiezen. Maar dat kost wel even wat tijd. Het gevaar van te snel in de actiestand schieten is dat je onvoldoende inzicht krijgt in de kern van de betreffende kwestie, niet of onvoldoende gebruik maakt van bestaande inzichten of van aanpakken, en uiteindelijk kiest voor oplossingen die weinig duurzaam blijken te zijn en dus situaties op de lange termijn helemaal niet verbeteren.
Daarom is het verstandig om de zoektocht naar het antwoord op je praktijkvraag te structureren, meer systematisch te werk te gaan en gebruik te maken van een onderzoeksmatige aanpak, zodat helder is wat je wilt bereiken met je zoektocht en op welke manier je dit gaat aanpakken.