Aanleiding
Verkenningp
Onderzoeksvragen
Onderzoeksopzet
Gegevensverzameling
Analyse
Discussie
Presentatie & Implementatie

De onderzoekende docent LO

Waarom moet ik als leraar LO onderzoek doen en dus beschikken over onderzoeksvaardigheden?

De onderzoekscyclus

middle-reuse
1. Aanleiding
2. Verkenning
3. Onderzoeksvragen
4. Onderzoeksopzet
5. Gegevensverzameling
6. Analyse
7. Discussie
8. Presentatie & Implementatie

Welk type onderzoek ga jij doen?

Ontwerponderzoek Handelingsonderzoek Interventieonderzoek

De onderzoekscyclus

Aanleiding uiteenzetten
Verkennen van het onderwerp
Onderzoeksvragen formuleren
Onderzoek opzetten
Gegevens verzamelen
Gegevens analyseren
Resultaten interpreteren en conclusies trekken
Inzichten implementeren en delen

Een praktijkvraag herkennen en formuleren

Download hier het format ‘Een praktijkvraag herkennen en formuleren’ Hieronder vind je een uitgewerkt voorbeeld

In de beroepspraktijk ben je als docent LO eigenlijk voortdurend bezig met het reageren op uitdagingen in jouw onderwijspraktijk. Vaak heb je de neiging om deze uitdagingen, op basis van parate kennis en ervaring, direct op te lossen. Bij sommige, meer complexe, uitdagingen en wanneer je in jouw beroepspraktijk telkens geconfronteerd wordt met eenzelfde probleem of situatie, dan voldoet alleen het handelen vanuit ervaring vaak niet meer. Om een bevredigende oplossing te vinden is het dan raadzaam om hier wat langer bij stil te staan en op een meer systematische manier op zoek te gaan naar een passende en daarmee duurzame oplossing.

Om de praktijkvraag goed te kunnen formuleren is het verstandig om een analyse (feitelijke beschrijving) te maken van wat precies het probleem/uitdaging is. Breng daarom de volgende zaken voor jezelf in kaart:

  1. Wat is het probleem/uitdaging?
  2. Voor wie is het een probleem/uitdaging?
  3. Waar en wanneer speelt het probleem/uitdaging zich af?
  4. Waarom is het een probleem/uitdaging en wat zijn de gevolgen als je er niets mee doet?
  5. Wat zijn mogelijke oorzaken van het probleem/uitdaging?

Een veelgemaakte misstap bij onderwijsprofessionals is hierbij om te snel oplossingsgericht te gaan handelen. Stel bijvoorbeeld dat een groep leerlingen in een bepaalde klas elke week weer slecht oplet en weinig inzet toont. Dan is het verleidelijk om hierbij een vraag te stellen als ‘vanuit welke aanpassingen in de les kan ik ervoor zorgen dat mijn leerlingen meer inzet en motivatie tonen’? Maar wanneer je deze vraag goed leest dan zie je dat de oplossing eigenlijk al is bedacht: de les moet aangepast worden. Terwijl het nog maar de vraag is of hier de oorzaak wel ligt. Misschien is de les wel onhandig geroosterd, als laatste uur na een hele lange dag school, weet jij veel. Maar je wilt in een praktijkonderzoek nu juist niet een van tevoren bedacht antwoord op een probleem onderzoeken, je wil daarentegen op systematische wijze onderzoeken wat de diepere oorzaak van het probleem is, om zo uiteindelijk bij een oplossing uit te komen. Soms zul je jezelf ook kunnen afvragen of er nu eigenlijk wel een probleem (en dus een aanleiding) is.

Het is nu ook al goed om na te denken over de ethische aspecten rondom jouw onderzoek. Lees hier waar je in dit stadium van je onderzoek al op kunt letten.

Hieronder vind je aan de hand van bovenstaande hulpvragen een uitgewerkt voorbeeld van Youssef

1. Wat is het probleem/uitdaging?

Binnen mijn school moet ik (Youssef) periodiek cijfers aanleveren voor het rapport. Daarom laat ik de leerlingen iedere vier weken een beweegonderdeel afsluiten ‘voor punt’. Dit levert mij iedere keer weer discussie op met een aantal leerlingen. Deze leerlingen willen namelijk weten hoe ik tot dit cijfer ben gekomen. De leerlingen vragen bijvoorbeeld: ‘Ik doe toch super goed mijn best meester? Waarom krijg ik dan maar een 6 van u?’; ‘Ja hoor, Menno loopt heel de les te klieren en krijgt toch een 8 van u. Hoe kan dat?’; ‘Ik ben maar 1.55 m en moet voor een voldoende net zo hoog springen als Freek die 1.80 meter is. Dat is toch niet eerlijk meneer?’ of ‘Vorig jaar kreeg ik nog een 8.5 van mevrouw Adank en nu een 6. Hoe kan dat dan?’.

Deze discussies leveren mij iedere keer weer een vervelend gevoel op. Ik merk dat ik het lastig vind om mij goed te kunnen verantwoorden. Niet alleen naar leerlingen, maar ook naar ouders die op ouderavonden kritische vragen aan mij stellen. Vaak weet ik eigenlijk zelf ook niet precies hoe mijn beoordeling tot stand komt en lijken de verschillen met de beoordelingen van mijn vakcollega’s erg groot. Daarnaast zie ik leerlingen zelden met een goed gevoel uit het gesprek vertrekken en lijken ze steeds weer een beetje plezier in de gymlessen te verliezen.

2. Voor wie is het een probleem/uitdaging?

Het is voor zowel mij als leraar LO als mijn leerlingen een probleem. Maar het probleem speelt ook bij mijn collega’s uit de vakgroep LO. Als vakgroep LO moeten we ons kunnen verantwoorden naar leerlingen, collega’s van andere vakgroepen, het schoolmanagement en naar ouders. En daar lijken we allemaal moeite mee te hebben. Het onderwerp raakt dus meerdere partijen.

3. Waar en wanneer speelt het probleem/uitdaging zich af?

Eigenlijk speelt het probleem zich voortdurend af. De leerlingen willen gedurende de lessenserie al weten wat ze aan het einde precies moeten doen of laten zien voor een voldoende of goede beoordeling. Na afloop van de lessenserie, tijdens de communicatie van de beoordelingen, ontstaat met name veel ruis. Voor veel leerlingen lijkt de beoordeling niet aan te sluiten bij hun verwachtingen en ogen sommige leerlingen boos, teleurgesteld of zelfs verdrieting. Daarnaast heb ik tijdens ouderavonden moeite om mij te verantwoorden naar ouders. Uit gesprekken met mijn vakcollega’s LO lijken ook zij met vergelijkbare problemen/ uitdagingen te kampen.

4. Waarom is het een probleem/uitdaging en wat zijn de gevolgen als je er niets mee doet?

Het is een probleem, omdat het steeds weer onwenselijke situaties oplevert. Voor zowel de leraren als de leerlingen. Ik wil het liefste mijn leerlingen enthousiasmeren voor bewegen en sport en dit lijk ik met mijn beoordelingspraktijk niet te doen. Sterker nog, ik lijk sommige leerlingen het plezier zelfs te ontnemen. Het lijkt dus erg belangrijk dat ik mijn leerlingen bij aanvang van, en gedurende het leerproces goed informeer over wat ik van hen verwacht. Mijn leerlingen moeten precies weten waar ze aan toe zijn, zodat mijn beoordelingen niet meer als een verrassing komen. Daarnaast moet ik niet alleen bij het ontwerpen van leerinhoud rekening houden met de grote verschillen tussen leerlingen, maar ook bij mijn beoordelingen. Leerlingen vinden het oneerlijk (en ik denk terecht) dat ze ondanks bijvoorbeeld de verschillen in kracht en lengte aan dezelfde eisen moeten voldoen.

Aangezien de leerlingen ieder schooljaar van een andere gymleraar les kunnen krijgen is het belangrijk dat we als vakgroep LO veel meer op een lijn komen te zitten. Als we dit niet voor elkaar krijgen dan blijven de leerlingen ‘zeuren’ over de grote verschillen tussen leraren. We ondermijnen daarmee voor een deel elkaars deskundigheid.

Daarnaast is het belangrijk dat we ons als individuele leraar LO en vakgroep LO niet alleen goed kunnen verantwoorden naar leerlingen, maar ook naar andere professionals binnen de school en ouders.

5. Wat zijn mogelijke oorzaken van het probleem/uitdaging?

Een mogelijke oorzaak kan zijn dat ik de leerlingen bij aanvang van het leerproces en gedurende het leerproces niet goed informeer over wat ik precies van hen verwacht. Ik geef vaak ongeveer wel aan waar ik de leerlingen op beoordeel, maar dit is niet erg concreet. Daarnaast heb ik niet duidelijk en/of inzichtelijk gemaakt wanneer een leerling bijvoorbeeld een 5, 6, 7 of een 10 scoort.

Het aantal beoordelingen (en dus beoordelingslessen) binnen het vakgebied LO bij ons op school is enorm. Om de drie á vier lessen geef ik mijn leerlingen een beoordeling. Dus iedere keer leidt dit weer tot discussie en onvrede. De leerlingen lijken daardoor ook meer gefocust te zijn op het krijgen van een cijfer in plaats van bezig te zijn met progressie in het eigen leerproces.

Binnen de vakgroep LO hebben we geen eenduidig beeld. Ieder collega LO lijkt nu op zijn eigen manier tot een beoordeling te komen. De beoordeling is daarmee erg subjectief. De ene collega vindt bij de beoordeling andere dingen belangrijker, dan de andere collega. Hierdoor ontstaan grote verschillen tussen de leraren LO, waardoor er bij de leerlingen over de verschillende leerjaren veel verwarring ontstaat.