Aanleiding
Verkenningp
Onderzoeksvragen
Onderzoeksopzet
Gegevensverzameling
Analyse
Discussie
Presentatie & Implementatie

De onderzoekende docent LO

Waarom moet ik als leraar LO onderzoek doen en dus beschikken over onderzoeksvaardigheden?

De onderzoekscyclus

middle-reuse
1. Aanleiding
2. Verkenning
3. Onderzoeksvragen
4. Onderzoeksopzet
5. Gegevensverzameling
6. Analyse
7. Discussie
8. Presentatie & Implementatie

Welk type onderzoek ga jij doen?

Ontwerponderzoek Handelingsonderzoek Interventieonderzoek

De onderzoekscyclus

Aanleiding uiteenzetten
Verkennen van het onderwerp
Onderzoeksvragen formuleren
Onderzoek opzetten
Gegevens verzamelen
Gegevens analyseren
Resultaten interpreteren en conclusies trekken
Inzichten implementeren en delen

Interventieonderzoek

Wanneer je de bruikbaarheid en effectiviteit van een bestaande aanpak, methode, instrument of strategie wilt vaststellen, dan is een interventieonderzoek vaak het meest geschikt. Een interventie is een doelbewuste ingreep om iets te verbeteren. Bij deze vorm van onderzoek ga je in de bestaande beroepspraktijk iets veranderen om vervolgens vast te stellen welke gevolgen deze ingreep heeft.

Bij dit type onderzoek ga je zo gecontroleerd mogelijk experimenteren met jouw ideeën om te kijken wat er werkt en wat niet. Een goed voorbeeld van interventie onderzoek is te vinden in de verhaallijn van Danique. Zij is geïnspireerd geraakt bij een workshop over turnlessen in het VO. Ze vraagt zich af of technieken die worden gebruikt in het VO ook gebruikt kunnen worden in het PO. Specifiek wil ze graag weten of het gebruik van dwangstellingen tot betere leerresultaten leidt bij springen en over de kop gaan vanuit de trampoline dan wanneer deze dwangstellingen niet worden gebruikt bij leerlingen van groep 7 en groep 8. Het antwoord op deze vraag ontstaat uit een goed ontworpen vergelijking tussen een groep leerlingen die werkt met dwangstellingen en een groep leerlingen die niet werkt met dwangstellingen. Het antwoord op de onderzoeksvraag ontstaat aan het einde van het onderzoek en geeft informatie over het succes van de verandering die je hebt willen toepassen (= interventie).

In figuur 1 zie je een mogelijke opzet voor een interventieonderzoek. Zo’n onderzoek start eigenlijk altijd met een voormeting, ook wel nulmeting genoemd. Je wil namelijk weten in hoeverre de interventie- en controlegroep bij aanvang hetzelfde zijn. Afhankelijk van de duur van je interventie, kun je tussentijds een tussenmeting doen, om te kijken hoe snel er een eventueel effect optreedt. Aan het einde doe je een nameting om het effect over de gehele interventieperiode te bepalen. Wanneer je ook geïnteresseerd ben om te weten of het eventuele effect van de interventie een bepaalde tijd aanhoudt, dan kun je na een vooraf bepaalde tijd misschien nog een zogenaamde ‘retentiemeting’ doen.

Figuur 1: Mogelijke onderzoeksopzet voor een interventieonderzoek.

Om de onderzoeksvraag in een interventieonderzoek zo goed mogelijk te beantwoorden moeten de groepen wel zo veel mogelijk op elkaar lijken. Stel dat je kijkt naar het effect van bewegend leren op de concentratie van leerlingen. Dan zou het best zo kunnen zijn dat leerlingen in de onderbouw daar anders op reageren dan leerlingen in de bovenbouw. Immers, het concentratievermogen van jonge kinderen is waarschijnlijk anders dan dat van oudere kinderen. Ook zijn jonge kinderen meestal actiever van zichzelf, dan oudere. Bij het vergelijken van een interventiegroep met een controlegroep moet je in dit geval dus zorgen dat je niet een interventiegroep hebt met bovenbouwleerlingen, en een controlegroep met onderbouwleerlingen.

Ook wil je dat de ‘behandeling’ die de leerlingen krijgen, behalve de interventie zo min mogelijk van elkaar verschilt. Stel dat, in ons voorbeeld van bewegend leren, de controlegroep in de onderzoeksperiode toevallig net een paar proefwerken heeft en de interventiegroep niet. Het leren voor en maken van die proefwerken, kan best wel eens invloed hebben op de concentratie. Zo kan het gebeuren dat je wel een verschil ziet tussen je twee groepen, maar dat dit helemaal niet komt door jouw interventie!

In een interventieonderzoek wordt relatief vaak een kwantitatieve meting gedaan, omdat je het effect ergens van wilt meten. Om dan een uitspraak te kunnen doen over de grootte van dat effect, kun je die effectgrootte berekenen. Ook zijn er manieren om uit te rekenen of het gevonden verschil waarschijnlijk toeval is, of niet. Dat laatste doen onderzoekers met statistische toetsen. Dat laatste is echter iets dat we op OnderzoekLO.nl buiten beschouwing laten.

Interventieonderzoek is in mindere mate gericht op de ontwikkeling van jou als docent of jouw onderwijs. Het levert niet zozeer een nieuw product op, maar verschaft vooral kennis over de werking en het effect van bepaalde (nieuwe) methodes. Interventieonderzoek kan ook onderdeel uitmaken van ontwikkelonderzoek. Stel dat je ontevreden bent over de ontwikkeling de vaardigheden van leerlingen binnen terugslagspelen. Je begint een ontwikkelonderzoek naar een effectievere manier om dit aan te bieden. Je start vanuit de literatuur, betrekt experts en stelt een eerste ontwerp samen dat je eerst voorlegt aan collega’s en een aantal leerlingen. Op basis daarvan maak je een tweede ontwerp waar iedereen tevreden over is. Dat zou best eens effectiever kunnen zijn dan de manier waarop je het voorheen aanpakte… maar je weet dit niet zeker. Dan kan het interessant zijn om een interventieonderzoek te starten met het door jou ontwikkelde product.