Aanleiding
Verkenningp
Onderzoeksvragen
Onderzoeksopzet
Gegevensverzameling
Analyse
Discussie
Presentatie & Implementatie

De onderzoekende docent LO

Waarom moet ik als leraar LO onderzoek doen en dus beschikken over onderzoeksvaardigheden?

De onderzoekscyclus

middle-reuse
1. Aanleiding
2. Verkenning
3. Onderzoeksvragen
4. Onderzoeksopzet
5. Gegevensverzameling
6. Analyse
7. Discussie
8. Presentatie & Implementatie

Welk type onderzoek ga jij doen?

Ontwerponderzoek Handelingsonderzoek Interventieonderzoek

Theoretisch Kader Bepalen

Een theoretisch kader. Dat klinkt behoorlijk….theoretisch. Niet schrikken, want zo’n theoretisch kader is juist hartstikke praktisch. Het verbindt namelijk de diverse begrippen en aspecten die een rol spelen binnen jouw onderwerp van onderzoek. Het is zowel de lijm die bepaalde aspecten verbindt als ook een filter voor aspecten die er echt toe doen binnen jouw onderzoek. Een theoretisch kader is te vergelijken met het opzetten van een gekleurde zonnebril. Je ziet de wereld net even anders, helderder en meer gefocused. Daardoor worden de relaties tussen diverse verbanden vaak duidelijk en weet jij straks waar je jouw onderzoeksvraag wel (en vooral ook waar niet) op moet richten. Dat klinkt zo nog vrij abstract, maar de animatie hieronder maakt het al een stuk praktischer.

Binnen een theoretisch kader (ook wel conceptueel model genoemd) maak je de samenhang zichtbaar tussen de belangrijkste variabelen uit jouw onderzoek. Meestal volgen deze logisch uit jouw mindmap en uiteraard zijn ze te relateren aan jouw onderzoeksvraag en deelvragen. Je kunt zelf een theoretisch kader samenstellen, maar indien mogelijk is het aan te bevelen om een bepaalde model vanuit de wetenschappelijke literatuur te selecteren voor jouw onderzoek. Zoals in de animatie hierboven, waarbij het praktijkprobleem bekeken wordt vanuit het perspectief van de zelf-determinatie theorie (een bekende motivatie theorie). Hieronder zie je een vereenvoudigd model van deze theorie, waarin vooral de relaties met autonome motivatie en positieve uitkomsten van gedrag duidelijk worden.

De pijlen in dit model noemen we causale verbanden of ook wel oorzaak-gevolg. Binnen het model wordt in één oogopslag duidelijk hoe de variabelen binnen deze theorie elkaar beïnvloeden. Stel dat je onderzoek doet naar manieren om de inzet en betrokkenheid van jouw leerlingen te vergroten tijdens lessen spel dan kun je vanuit dit model direct opmaken dat wanneer je de psychologische basisbehoeften van jouw leerlingen ondersteunt, dit via de ervaren gevoelens van autonomie, competentie en verbondenheid een positieve invloed zal hebben op hun autonome motivatie. Het geeft je tevens richting in het bepalen van je onderzoeksopzet en de selectie van je meetinstrumenten.

Indien er voor de variabelen in jouw onderzoek geen model voorhanden is dan kun je ook zelf een theoretisch kader samenstellen. Dit is dan niet perse een wetenschappelijk verantwoord kader dat zijn waarde al bewezen heeft, maar dient meer als verlenging van jouw mindmap, om de (mogelijke) causale en wederzijdse relaties tussen variabelen in jouw onderzoek zichtbaar te maken. Stel dat je onderzoek doet naar de invloed van de beweegomgeving op het de spelbeleving en tactische keuzes van leerlingen binnen het speldomein terugslagspelen, dan zou een model er als volgt uit kunnen zien.

Maar wellicht ziet dit model er in eenzelfde onderzoek van een andere onderzoeker wel weer heel anders uit. Hoe dan ook geeft het houvast in het bekijken en denken over het praktijkprobleem. Het theoretisch kader geeft op deze manier richting aan de onderzoeksvraag en eventuele hypothesen (welk resultaat kun je verwachten op basis van jouw model?). Soms zal het ook richting geven aan de keuzes voor bepaalde meetinstrumenten. Binnen de zelfdeterminatietheorie bestaan er bijvoorbeeld specifieke vragenlijsten voor het meten van zowel de ervaren ondersteuning als ook de ervaren autonomie, competentie en verbondenheid.

Wanneer de aanleiding van jouw onderzoek helder is en je alle aspecten (variabelen) die daarbij mogelijk een rol spelen in kaart hebt gebracht dan kun je starten met het samenstellen van jouw theoretisch kader. Hiervoor ga je de begrippen uit de mindmap operationaliseren, omzetten in geschikte zoektermen en ga je op zoek naar bronnen op basis waarvan jij jouw theoretisch kader kunt gaan schrijven. Meestal vormt dit een groot deel van de inleiding van het uiteindelijk verslag, het artikel of de presentatie van jouw onderzoek. Dat is nog ver weg natuurlijk.

2. Verkenning

Algemene Introductie

Ok, je hebt nu een aanleiding om iets te gaan onderzoeken. De praktijkvraag (het probleem of de uitdaging) is helder. Maar daarmee heb je nog geen werkbare onderzoeksvraag of onderzoeksdoelstelling op grond waarvan je jouw onderzoek verder kunt gaan vormgeven en uitvoeren. Om van jouw praktijkvraag te komen tot een goede en vooral concrete onderzoeksvraag/-doelstelling is het van belang dat je je eerst uitvoerig gaat verdiepen in het onderwerp. Dat je gaat verkennen wat er allemaal al bekend is over het onderwerp (en wat niet), welke opvattingen, theorieën, modellen en ideeën er al bestaan. 

‘Maar waar moet ik dan beginnen, want er is zoveel informatie te vinden!?’, we horen het je denken. En dat klopt! Er is inderdaad zoveel informatie te vinden op o.a. het internet en in boeken, dat de kans groot is dat je al vrij snel door de bomen het bos niet meer ziet. Om ervoor te zorgen dat je zoektocht naar informatie gericht en efficiënt verloopt is het daarom verstandig om eerst eens rustig na te denken over het onderwerp van je onderzoek en in kaart te brengen welke aspecten allemaal samenhangen met het onderwerp. Hiervoor kun je gebruik maken van een mindmap. Middels een mindmap maak je voor jezelf goed inzichtelijk welke aspecten allemaal gelinkt zijn aan jouw onderwerp en hoe deze met elkaar samenhangen. Vervolgens kun je aan de hand van deze aspecten, termen en begrippen heel gericht op zoek gaan naar bronnen die je meer inzicht geven over het onderwerp van jouw onderzoek. Ook kun je direct gaan zoeken in databases met bronnen specifiek voor het vak LO Zorg ervoor dat je alle bronnen goed ordent en op een overzichtelijke manier weergeeft. Het is namelijk van belang dat je later in je onderzoeksverslag, presentatie of wat voor product dan ook, precies kunt aangeven welke informatie je waar vandaan hebt gehaald en op basis van welke bron je bepaalde uitspraken doet. Waarschijnlijk kom je in jouw zoektocht ook bronnen tegen die op dat moment niet direct relevant of bruikbaar zijn, maar dat wellicht in een later stadium van je onderzoek wel blijken te zijn. Dit is temeer een reden om alle bronnen goed te bewaren en ordenen.

[leesmeer]Nadat je het onderwerp van je onderzoek middels het bestuderen van zoveel mogelijk bronnen goed hebt verkend en bestudeerd, heb je inzicht gekregen welke theoretische inzichten wel en niet relevant en bruikbaar zijn voor je onderzoek. Probeer vooral op basis van jouw praktijkvraag een keuze te maken voor de meest relevante en bruikbare theoretische inzichten. Inzichten die je het beste gaan helpen bij het beantwoorden van je praktijkvraag of het oplossen van je praktijkprobleem. Deze theoretische inzichten vormen (samen) het theoretisch kader van je onderzoek. Dit theoretisch kader geeft je praktijkonderzoek een sterke theoretische basis, geeft richting aan je onderzoek, kadert je onderzoek af en zorgt er dus voor dat je niet alle kanten uit kunt schieten in je onderzoek. ­­