Wanneer je een uitspraak wilt doen over de motoriek of fitheid van leerlingen (of leraren…) dan staan je een behoorlijk aantal uitgebreid onderzochte testen ter beschikking.
Voor fitheid zijn er hele testbatterijen als de Eurofit-test, de Moper-fitheidstest en het in de VS veel gebruikte Fitnessgram. Voor een handig overzicht van beschikbare testen, zie Vrijkotte, De Vries & Jongert (2007). Maar ook een Coopertest of shuttle-runtest zijn vormen van fitheidstesten. Het hangt helemaal af van je operationalisatie van het begrip fitheid. Meestal verstaat men daaronder het geheel van de zogenaamde grondmotorische eigenschappen: uithoudingsvermogen, snelheid, kracht, lenigheid en coördinatie. Dat geeft al aan dat je vaak meerdere testen moet doen om iemands fitheid goed in kaart te brengen. Maar dan nog kan iemand een beter uithoudingsvermogen hebben op de fiets dan lopend, of leniger zijn in de schouders ten opzichte van de hamstrings of onderrug. Bij het kiezen van een fitheidstest moet je dus goed bedenken in welke fitheid je precies bent geïnteresseerd, en daar de passende test bij zoeken. In onderzoeksliteratuur, zoals het eerder genoemde overzicht, vind je vervolgens informatie over de betrouwbaarheid van de testen.
De Eurofit test
Ook voor motorische testen geldt: er zijn er aardig wat beschikbaar, en je moet zelf bedenken in welke motorische aspecten je geïnteresseerd bent. Wanneer je een interventie wilt doen om de balcontrole-vaardigheden te vergroten van leerlingen, dan is het weinig nuttig om een motorische test te kiezen die de balans meet. En evenals bij fitheidstesten moet je bedenken of je een enkele test wilt doen, of een hele testbatterij wilt afnemen. Bekende voorbeelden van testbatterijen zijn Movement ABC en de verschillende versies van de MOBAK (Herrmann & Seelig, 2017). Hiervan afgeleid werd er aan de HAN een voor de LO geschikte motorische test ontwikkeld: de HAN beweegtest. Aan de HALO in Den Haag werd een vergelijkbare test ontwikkeld, met een andere insteek: het Athletic Skills Beweegparcours.
Athletic Skills Track – een voor de LO docent bruikbare test om motoriek in kaart te brengen.
Al deze testen hebben hun voor- en nadelen (Cools e.a., 2009), maar het belangrijkste is dat je ze inhoudelijk beoordeeld: in hoeverre passen ze bij jouw onderzoeksvraag? Is het logisch dat ze een verandering zouden kunnen meten van jouw interventie? Enz. enz.
Voor zowel fitheids- als motorische testen bestaan er meestal zogenaamde ‘normtabellen’ die aangeven wat een persoon van een bepaalde leeftijd typisch zou moeten kunnen presteren. Vaak zijn er ook grenzen aangegeven die geschikt zijn om vast te stellen of er duidelijk boven- of ondergemiddeld wordt gescoord. Daarmee wordt bijvoorbeeld geprobeerd om achterstanden in motoriek op te sporen. Daarbij wordt echter nog wel eens uit het oog verloren dat met name bij kinderen, de motoriek volop in ontwikkeling is, en dat deze ontwikkeling bovendien individueel en grillig kan verlopen (Cools e.a., 2009). Ook zijn normtabellen soms gebaseerd op kleine aantallen, en ingedeeld in te brede categorieën (van bijvoorbeeld twee jaar). Beschouw deze dus altijd kritisch.